![]() |
Tweebenig landingsgestel ( Auteur: M. Niehoff, Münster ) |
![]() |
Waarom tweebenig![]() Een driebenig landingsgestel heeft deze problemen niet of minder, maar is wel zwaarder en past niet altijd bij de "aard" van het model. Maar de problemen met het twee-benige landingsgestel zijn beslist niet nodig, als je maar op enkele belangrijke punten let. Het uitrichten van de wielen Het bekende slingeren houdt op als je de wielen zodanig uitricht, dat de spoorrichting van de wielen elkaar op ongeveer twee meter vóór het model snijden (afb. 1). Ook bij RC-stockcars gebruikt men deze truuk. ![]() Als vuistregel kan aangehouden worden, dat als je het model op zijn neus zet, het model nog nèt moet blijven staan (afb. 2). Om die juiste ligging te bepalen wordt het landingsgestel eerst met elastieken aan de romp van het kant en klare model bevestigd. Nu wordt net zo lang heen en weer geschoven tot de juiste plek gevonden is. Neem overigens niet te kleine wielen. In bouwdozen zitten vaak te kleine wieltjes, die in het gras een te grote weerstand hebben. Grotere wielen leveren altijd een beter rijgedrag op. ![]() Het gebruik van een staartwieltje levert nog wel eens problemen op met de op het veld gelegen nylon startlijn. Ik heb daarom ook en duidelijke voorkeur voor een bestuurbare staartslede, waar ik inmiddels heel goede ervaringen mee heb opgedaan. De slede wordt met een messing buisje gemonteerd, waarvan de as precies in het verlengde ligt van de as van de richtingsroerscharnieren. De slede zelf wordt van staaldraad gemaakt en onderaan de messingbuis geborgd met een stelbusje, die de landingsschokken opvangt. Aan de bovenzijde van de messingbuis wordt de staaldraad aan het richtingroer bevestigd (afb. 3). M. Niehoff, Münster. Vertaald uit het Duits en bewerkt door: Frans Hoppenbrouwer. ![]() |